Meer biodiversiteit in zoetwater, minder op het land

11-12-2024 JOURE – Sinds 1990 is de Living Planet Index van Nederland met gemiddeld 13 procent toegenomen. De populaties van dieren in zoetwater namen toe, maar die van open natuurgebieden, agrarisch en stedelijk gebied namen af. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Biodiversiteit is een belangrijk onderdeel van de Europese Green Deal, die op 11 december 2019 door de vorige Europese Commissie werd gepresenteerd. In het Green Deal dashboard van het CBS staan naast cijfers over natuur en biodiversiteit ook cijfers over energie en broeikasgassen en circulaire economie.

Om biodiversiteit te meten wordt vaak de Living Planet Index (LPI) gebruikt. Het CBS berekent de Nederlandse LPI, die de gemiddelde ontwikkeling laat zien van de populaties van bijna alle soorten broedvogels, reptielen, amfibieën, vlinders en libellen, en van een groot deel van de soorten zoogdieren en zoetwatervissen in Nederland. Daarnaast berekent het CBS de ontwikkeling van dieren die leven in zoetwater en moeras, en die van dieren die leven op het land.

Gemiddeld is de Nederlandse LPI sinds 1990 toegenomen. Dat komt door de soorten van zoetwater en moeras die gemiddeld met 89 procent zijn toegenomen, vooral door betere waterkwaliteit. Hierdoor kon bijvoorbeeld de otter geherintroduceerd worden. Ook natuurherstel, meer moeras en de verandering van het klimaat, die voor sommige soorten van zoetwater en moeras juist gunstig is, speelden een rol. 

Op het land namen diersoorten juist af. Sinds 1990 zijn de populaties met 27 procent gedaald. Dit komt vooral door de afname van soorten in open natuurgebieden, zoals heide en duinen, en de afname van soorten van het agrarisch en stedelijk gebied.

Afname soorten open natuurgebieden, herstel in bossen
Soorten van open natuurgebieden zijn sinds 1990 afgenomen met 55 procent. Hierbij spelen verschillende oorzaken een belangrijke rol, zoals een hoge stikstofdepositie, verdroging en versnippering van leefgebieden. Een hoge stikstofdepositie versnelt bijvoorbeeld dat open natuurgebieden dichtgroeien met grassen en struiken. Hierdoor is er minder leefgebied voor soorten die gebonden zijn aan heel open gebied, zoals de tapuit. 

Kenmerkende soorten van het bos, zoals de appelvink, zijn sinds het begin van de twintigste eeuw juist toegenomen. Dit komt onder andere doordat er nieuwe bossen zijn aangelegd, bestaande bossen ouder worden en er meer variatie is in de opbouw van bossen.

Afname soorten agrarisch en stedelijk gebied
Soorten van het agrarisch gebied, zoals de grutto en de kievit, namen gemiddeld af met 45 procent. Dit komt onder andere doordat de landbouw intensiever is geworden, en daarmee minder geschikt als leefgebied. Er wordt bijvoorbeeld meer mest gebruikt, vroeger gemaaid, en er zijn minder randen en hoekjes over met bloemen waar insecten op af komen. 

Voor vogels in stedelijk gebied wordt de trend sinds 2007 gemeten. De populaties zijn vanaf toen achteruitgegaan. Dit komt vooral door een afname van vogels in parken en struiken. De merel nam bijvoorbeeld met 30 procent af.