09-07-2024 JOURE – In 2023 gingen Nederlanders van 15 jaar of ouder gemiddeld 2,5 keer op vakantie. Dat zijn in totaal 37,6 miljoen vakanties. Niet iedereen ging op vakantie, ruim 19 procent bleef thuis. In 2020, het eerste jaar van de coronacrisis, was dit 32 procent. Het aantal thuisblijvers daalde vanaf 2021 weer. Een derde van degenen die niet op vakantie gingen, gaf als reden hiervoor dat ze liever thuis bleven.
Wie zijn de thuisblijvers?
Ouderen gingen vaker niet op vakantie dan jongeren: 44 procent van de 75-plussers gaf aan niet op vakantie te zijn geweest, tegen 12 procent van 15- tot 25-jarigen. Ook het inkomen speelt een rol: van de mensen die deel uitmaken van de 25 procent laagste huishoudensinkomens (1e kwartielgroep) bleef 38 procent thuis, tegen 8 procent bij de hoogste inkomensgroep. Mensen uit eenpersoonshuishoudens of uit eenoudergezinnen gingen vaker niet op vakantie dan mensen uit andere typen huishoudens.
1 op de 3 niet-vakantiegangers blijft liever thuis
Ruim 33 procent van de 15-plussers die in 2023 niet op vakantie gingen, gaf als reden dat ze niet graag op vakantie gaan, en liever thuisblijven. Daarna volgden argumenten als gezondheid, geen geld voor vakantie, tijdgebrek door werk, studie of familieverplichtingen. Thuisblijven om veiligheidsredenen werd het minst vaak als reden genoemd om niet op vakantie te gaan.
Gezondheid is voor ouderen belangrijkste reden om thuis te blijven
Voor 43 procent van de thuisblijvende 65-plussers, was gezondheid de belangrijkste reden om niet op vakantie te gaan. Bij 45- tot 65-jarigen is de wens om liever thuis te blijven de belangrijkste reden om niet op vakantie te gaan. Drukte op werk of studie, of geldgebrek, is vooral voor mensen tot 45 jaar de belangrijkste reden om niet op vakantie te gaan. Beide redenen werden door 37 procent van de thuisblijvers van deze leeftijdsgroep genoemd.
Geen geld voor vakantie
Geldgebrek als reden om niet op vakantie te gaan speelt vooral bij mensen tot 45 jaar, en bij mensen in de laagste inkomensgroep. Van de thuisblijvers uit deze inkomensgroep gaf 44 procent aan hierom niet op vakantie te zijn gegaan. In de hoogste inkomensgroep (4e kwartielgroep) en in de middeninkomensgroepen (2e en 3e kwartielgroep) is dit aandeel een stuk lager (ongeveer 20 procent).