02-07-2024 JOURE – Naar schatting 400 duizend huishoudens kampten in 2023 met energiearmoede. Dat zijn er 70 duizend meer dan in 2022. Ondanks deze stijging was het aandeel huishoudens met energiearmoede duidelijk lager dan in de jaren ervoor. Deze ontwikkeling hangt samen met de steunmaatregelen vanuit de overheid en de energiebesparing door huishoudens in reactie op de hogere energieprijzen. Zonder deze steunmaatregelen zou de energiearmoede groter zijn geweest. Dat blijkt uit onderzoek van TNO en het CBS.
Huishoudens met energiearmoede hebben een laag inkomen in combinatie met hoge kosten voor gas en elektriciteit of een woning met een lage energetische kwaliteit. Van lage energetische kwaliteit is sprake als een woning slecht te verwarmen is (bijvoorbeeld door slechte isolatie) en/of er geen mogelijkheden zijn om energie op te wekken (bijvoorbeeld met zonnepanelen). Een laag huishoudensinkomen is maximaal 30 procent hoger dan de lage-inkomensgrens.
Compensatiemaatregelen remden stijging energiearmoede
In het rapport Energiearmoede in Nederland, dat vandaag verschijnt, hebben TNO en CBS onderzocht hoe de energiearmoede zich tussen 2019 en 2023 heeft ontwikkeld. De cijfers voor 2023 zijn gebaseerd op een voorlopige schatting, omdat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn. De cijfers voor 2019 tot en met 2022 zijn gebaseerd op de Monitor Energiearmoede 2019-2022 die ook vandaag gepubliceerd wordt.
Volgens de voorlopige schatting hadden ongeveer 400 duizend huishoudens in 2023 te maken met energiearmoede, dat is 4,8 procent van alle huishoudens in Nederland. Uit de analyse blijkt dat de compensatiemaatregelen de stijging van de energiearmoede sterk hebben geremd.
In 2022 en 2023 konden huishoudens met een laag inkomen een energietoeslag aanvragen. Ook werd in 2023 een prijsplafond ingevoerd voor energie. Zonder deze maatregelen zou de energiearmoede groter zijn geweest: naar schatting 10,7 procent van de huishoudens zou er dan in 2023 door getroffen zijn. Dat wil zeggen dat bijna 500 duizend huishoudens zijn behoed voor energiearmoede.
Energiearmoede gedaald tussen 2019 en 2023
Het aandeel huishoudens met energiearmoede is in de afgelopen jaren afgenomen. Vooral van 2019 op 2020 daalde het percentage relatief sterk, van 8,6 naar 6,4. Dat had te maken met een daling van de energieprijzen, een afname van het aantal energetisch slechte woningen, een lage inflatie en een daling van het aandeel huishoudens onder de lage-inkomensgrens.
In 2021 bleef het niveau van energiearmoede vrijwel gelijk (6,3 procent). In 2022 was er opnieuw een scherpe daling, naar 4,0 procent. Deze daling was het gevolg van een ongekend grote energiebesparing door huishoudens in reactie op de hoge energieprijzen, in combinatie met de tegemoetkomingen voor de hoge energieprijzen door de overheid.
Volgens de voorlopige schattingen <toelichting> had in 2023 een groter deel van de huishoudens te maken met energiearmoede dan in 2022 en kwam het percentage uit op 4,8 procent. De prijzen stegen in het begin van dat jaar naar een piek en bleven ook daarna op een niveau dat ruim boven dat van 2021 en 2022 lag. De compensatiemaatregelen hebben het effect van de hogere prijzen sterk gedempt, maar niet weggenomen.
‘Verborgen energiearmoede’ sterk gestegen
Het rapport van TNO en CBS gaat ook in op de verborgen energiearmoede, huishoudens die tot nu toe onderbelicht bleven in de statistieken omdat ze de energierekening betaalbaar hielden door bijvoorbeeld de verwarming laag te zetten (energie onderconsumeren). Naar schatting kampten 116 duizend huishoudens (1,4 procent) in 2022 met deze verborgen energiearmoede. Het zijn huishoudens met een laag inkomen in energetisch (zeer) slechte woningen. Dat komt neer op 39 procent van alle huishoudens die een laag inkomen hebben en in energetisch (zeer) slechte huizen wonen. In 2021 was dat nog 24 procent (80 duizend woningen).
De energiekosten lopen op
De energiekosten van energiearme huishoudens zijn tussen 2022 en 2023 naar schatting gestegen met gemiddeld 89 euro per maand, van 49 euro naar 138 euro. Daarmee gaven energiearme huishoudens in 2023 gemiddeld 8,5 procent van hun inkomen uit aan energiekosten. In 2022 was deze zogeheten energiequote nog 3,8 procent.
De gemiddelde energiequote voor alle huishoudens in Nederland steeg van 2022 op 2023 van 3,0 procent naar 5,2 procent. Dat de energiequote in 2022 laag uitviel, ondanks de stijgende energieprijzen, kwam voor een deel doordat huishoudens sterk gingen besparen op hun energieverbruik. Bovendien werden de hogere energiekosten voor een deel gecompenseerd door de overheidsmaatregelen.
Meeste energiearmoede in corporatiewoningen
Ruim twee derde (65 procent) van de huishoudens met energiearmoede woont in een corporatiewoning. Bijna een kwart (23 procent) huurt van een particuliere eigenaar en ongeveer een achtste (12 procent) heeft een koopwoning. Eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen zijn (sterk) oververtegenwoordigd onder de energiearme huishoudens.
Energiearmoede kwam in 2023 naar verhouding het meeste voor in de regio’s Noordoost Groningen en Zuid-Limburg, en in de steden Rotterdam, Den Haag, Arnhem en omgeving, Almelo en Enschede. De steunmaatregelen hebben vooral de huishoudens in deze regio’s geholpen, ervan uitgaande dat alle huishoudens die recht hadden op energietoeslag ook gebruik hebben gemaakt van deze regeling.
Landelijk Onderzoeksprogramma Energiearmoede
De studie Energiearmoede in Nederland maakt deel uit van het meerjarig Landelijk Onderzoeksprogramma Energiearmoede, dat wordt uitgevoerd door TNO in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), en Economische Zaken en Klimaat (EZK), de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland, Flevoland, Noord-Brabant, RVO, VNG en het CBS.
Daarnaast publiceert het CBS jaarlijks in opdracht van het ministerie van EZK de Monitor Energiearmoede, een tabellen- en microdataset met de meest recent beschikbare informatie over de betaalbaarheid van energiekosten voor huishoudens. Omdat de benodigde gegevens pas 14 maanden na afloop van een verslagjaar beschikbaar zijn, heeft de meest recente monitor betrekking op 2022. TNO heeft deze microdata gebruikt voor een doorrekening naar de situatie in 2023.