29-06-2024 JOURE – De overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting lagen in 2023 op 48 miljard euro, een verdubbeling ten opzichte van vijf jaar geleden. In dezelfde periode stegen de totale inkomsten uit belastingen en sociale premies met ongeveer een derde. Hierdoor nam het belang van de vennootschapsbelasting voor de schatkist toe.
Aandeel vennootschapsbelasting in collectieve lasten nam toe
De opbrengst van de vennootschapsbelasting nam de afgelopen jaren sterker toe dan de opbrengst van de meeste andere belastingen en sociale premies die de overheid incasseert. Het aandeel van de vennootschapsbelasting in de zogenoemde collectieve lasten, het totaal aan belastingen en sociale premies, steeg hierdoor. Waar het aandeel in 2018 op 8 procent lag, was dat in 2023 toegenomen tot 12 procent. Hiermee is de vennootschapsbelasting een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de overheid.
De loon- en inkomstenheffing (loon- en inkomstenbelasting plus premies volksverzekeringen) is verreweg de grootste inkomstenbron; in 2023 bedroegen de overheidsinkomsten hieruit 128 miljard euro, bijna een derde van de collectieve lasten. De inkomsten uit de loon- en inkomstenheffing namen de afgelopen vijf jaar met een kwart toe. Met opbrengsten van respectievelijk 76 miljard euro en 53 miljard euro in 2023 hebben ook de btw en de premie voor het Zorgverzekeringsfonds een groot aandeel in de inkomsten uit belasting en sociale premies. Gezamenlijk zijn de loon- en inkomstenheffing, btw, premie voor het Zorgverzekeringsfonds en vennootschapsbelasting goed voor drie kwart van de collectieve lasten.
Vennootschapsbelasting groeide laatste jaren harder dan het bbp
De inkomsten uit de vennootschapsbelasting stegen in de afgelopen jaren relatief sterker dan de omvang van de economie, het bruto binnenlands product (bbp). Winsten van bedrijven bewegen over het algemeen meer dan de andere onderdelen van het bbp, zoals lonen van werknemers. Doordat winsten echter minder dan de helft van het bbp vormen, stijgt in tijden van economische groei de vennootschapsbelasting relatief harder dan het bbp. Daarnaast speelt mee dat tijdens de coronacrisis bedrijven de mogelijkheid werd geboden om de voorlopige aanslag in 2020 te verlagen. Hierdoor is achteraf gezien in 2020 te weinig afgedragen, wat tot flinke nabetalingen in de daaropvolgende jaren leidde. Het CBS corrigeert hier niet voor in de registratie van de inkomsten uit de vennootschapsbelasting.
Naast de coronacrisis werkten ook de gestegen energieprijzen door in de opbrengst van de vennootschapsbelasting, aangezien de winsten in de fossiele sector hierdoor toenamen. In 2023 stegen de inkomsten uit de vennootschapsbelasting daarnaast door een aanpassing van de tarieven. Zo betaalden bedrijven in dat jaar over de winst tot 200.000 euro 19 procent winstbelasting, tegenover 15 procent tot een winst van 395.000 euro in 2022. In beide jaren lag het tarief in de tweede schijf op 25,8 procent.