Brede werkgroep onderzoekt speculatie met stukjes landbouwgrond

21-06-2024 JOURE – Om te bepalen wat de meest geschikte maatregelen zijn om speculatieve handel in kleine stukjes landbouwgrond en de bredere problematiek aan te pakken, wordt onderzoek gedaan door een werkgroep met deelnemers van de ministeries van Binnenlandse Zaken, Financiën, Justitie en Veiligheid en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Autoriteit Financiële Markten, de Autoriteit Consument en Markt en het Bureau Financieel Toezicht. Deze werkgroep komt dit najaar met aanbevelingen. Dat meldt minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer.

Uit onderzoek van het Kadaster blijkt dat er circa 7.000 eigenaren zijn van versnipperde percelen landbouwgrond waar zij geld in gestoken hebben en die waarschijnlijk niet de waarde hebben of zullen krijgen die er door hen voor is betaald. Het blijkt dat de beleggingslocaties die aangeboden worden met deze grondhandel slechts zeer zelden in een gebiedsontwikkeling betrokken zijn. 

Het Kadaster stelt vast dat het om 2.000 hectare landbouwgrond gaat die is opgeknipt voor grondhandel in circa 25.000 beleggingspercelen. De percelen liggen verspreid door heel Nederland. Voor wat betreft de partijen die betrokken zijn bij deze grondtransacties, geldt dat het merendeel van de verkooptransacties door een beperkt aantal partijen is gedaan. Circa 50 verkopende partijen nemen bijna 90% van alle verkooptransacties voor hun rekening en de 10 grootste verkopers deden meer dan de helft van alle transacties.

De werkgroep onderzoekt of grondhandel vaker onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten kan worden gebracht door wijziging van de Wet op het financieel toezicht. Verder onderzoekt zij of de de Autoriteit Financiële Markten en de Autoriteit Consument en Markt beter gefaciliteerd kunnen worden door onder meer informatie-uitwisseling beter mogelijk te maken. Verder zal de werkgroep op basis van de lopende onderzoeken naar een planbatenheffing en een grondbelasting, nagaan of deze instrumenten bijdragen aan het minder lucratief maken van handel in grond voor speculatieve doeleinden.

De werkgroep onderzoekt ook voorstellen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie of koopovereenkomsten voor deze grondhandel verplicht door de notaris moeten worden verzorgd en of particuliere kopers net als bij koop van woningen bedenktijd moeten krijgen. Daarnaast bekijkt de werkgroep of een schriftelijke volmacht bij het passeren van de akte onmogelijk gemaakt moet worden en of de notaris zijn diensten in gevallen van onverklaarbare prijsstijgingen kan weigeren.

De Jonge wijst er verder op dat er al diverse mogelijkheden voor consumenten zijn om hun recht te halen wanneer sprake is van oneerlijke handelspraktijken, dwaling of bedrog. Zo kunnen zij op grond van het Burgerlijk Wetboek de overeenkomst vernietigen of de geleden schade van de aanbieder vorderen.