14-06-2024 JOURE – Wetterskip Fryslân wil zich de komende jaren nadrukkelijker opwerpen als dé waterautoriteit die pal staat voor een robuust en toekomstbestendig watersysteem, niet alleen in het buitengebied, maar ook in dorpen en steden. Dat is de boodschap in de Perspectiefnota 2025-2029 – Spreken namens water die het dagelijks bestuur vandaag presenteert.
Het stuk reikt verder dan de komende vier jaar. Ons dagelijks bestuur wil toewerken naar een situatie waarin water en bodem sturend zijn in Fryslân en het Groninger Westerkwartier.
Dagelijks bestuurslid Remco van Maurik: ‘De nota weerspiegelt alles waarmee we bezig zijn. We werken keihard aan onze hoofdopgaven: veilig, voldoende en schoon water. Dat zijn geen vanzelfsprekendheden. We zien de complexiteit van ons werk alleen maar toenemen door ontwikkelingen op het wereldtoneel en in onze eigen omgeving. Kijk alleen maar naar de PFOS-vervuiling in de Jelsumer Feart en het hoge water van de afgelopen winter. Het is alle hens aan dek.’
Waterautoriteit
Het DB stelt dat de waterschappen hun positie als waterautoriteit vanouds niet alleen ontlenen aan hun vakkennis en taken, maar ook aan hun rol als overheid die ‘spreekt namens het water’. Het belang van een goed functionerend water- en bodemsysteem verdient de komende tijd meer aandacht. ‘In modernere tijden is er bijna geen vraagstuk in onze woon- en leefomgeving waarbij water geen belangrijke rol speelt: milieuvraagstukken, de vitaliteit van de landbouw, recreatie en toerisme. Water stroomt als een blauwe draad door vrijwel alle grote vraagstukken van nu’, schrijft het DB. Dat wil meer dan voorheen die stem van het water laten horen, ook in vraagstukken waar andere overheden trekker zijn.
Wendbaarheid
Het DB wil werk maken van het vergroten van de ‘waterwendbaarheid’ in de samenleving. ‘We willen als Wetterskip Fryslân de komende jaren aan de ene kant bijdragen aan meer wendbaarheid van de maatschappij in de omgang met alle verschijningsvormen van water, en aan de andere kant aan meer wendbaarheid van het water(systeem) zelf tegenover alles wat het de komende decennia krijgt te verduren.’
Bebouwd gebied
Waar de nadruk in het waterbeheer traditioneel meer gericht was op het landelijk gebied, willen we nu meer focus leggen op het water in dorpen en steden. Het ontbreekt volgens het DB aan een gedeeld perspectief op de wateropgaven in dit bebouwde gebied. Hiervoor moeten nieuwe beleidsregels worden ontwikkeld, staat in de Perspectiefnota. ‘Het watersysteem trekt zich weinig aan van het onderscheid tussen landelijk en bebouwd gebied en dat geldt ook voor weersextremen als droogte of wateroverlast, zoals recent in Buitenpost.’
Doorpakken
Bij het werken aan een robuust watersysteem trekken we van nature op met medeoverheden en andere partijen, al is het maar omdat veel werk plaatsvindt op hun grondgebied. Wanneer het zoeken van samenwerking leidt tot vertraging of het niet halen van doelen, vindt het DB dat het waterschap zelf zou moeten doorpakken. ‘Dan valt ook voortgang te boeken met een kleinere kring, met wisselende partners, of indien nodig zelfs alleen. Belangrijker dan plannen en voornemens maken is de uitvoering ervan. Soms betekent autoriteit zijn ook het voortouw nemen en uitgaan van eigen kracht.’
Financiën
In financieel opzicht verwacht het dagelijks bestuur de komende jaren in rustiger vaarwater te komen. Het nieuw aangetreden bestuur nam vorig jaar de begroting onder handen, om de vaste kosten beter in evenwicht te brengen met de inkomsten. Dit leidde tot een flinke stijging van de waterschapslasten. De verwachting voor volgend jaar is nu dat de begroting €215 miljoen zal belopen, waarbij de belastinginkomsten voor het watersysteembeheer met 5,5 procent toenemen en die voor het zuiveringsbeheer met 6,5 procent. Deze raming wordt later dit jaar uitgewerkt in de begroting voor 2025. Van Maurik sluit niet uit dat de kosten voor het waterschap op de middellange termijn verder oplopen om voor schoon water en droge voeten te kunnen blijven zorgen.
Algemeen bestuur
De Perspectiefnota 2025-2029 (externe website) is op 24 juni onderwerp van gesprek in de commissie voor financiële zaken. Op 9 juli besluit het algemeen bestuur besluit over de vaststelling.