15-05-2024 JOURE – Mensen uit de leeftijdsgroepen tot 35 jaar hebben een lagere brede welvaart dan degenen uit de hogere leeftijdsgroepen. De jongste groep tot 25 jaar blijft niet alleen achter op indicatoren als tevredenheid en vertrouwen, maar ook op inkomen en vermogen. Ook mensen met een laag onderwijsniveau en mensen die niet in Nederland geboren zijn of waarvan ten minste één ouder niet in Nederland geboren is, hebben een lagere brede welvaart.
Brede welvaart gaat over meer dan alleen het inkomen of vermogen van mensen. Het gaat ook over hoe gezond en gelukkig mensen zich voelen of hoe zij denken over hun werk en of zij vertrouwen hebben. Al deze zaken zijn afzonderlijk, maar ook bij elkaar genomen niet gelijk over bevolkingsgroepen verdeeld.
De verdeling van de brede welvaart is in beeld gebracht aan de hand van dertien indicatoren voor de thema’s welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid en milieu. Een bepaalde bevolkingsgroep kan per indicator meer of minder dan gemiddeld scoren, of gemiddeld. Een afwijking van het gemiddelde is gunstig of ongunstig, al naar gelang het de brede welvaart verhoogt of verlaagt.
Jongste groep zowel materieel als immaterieel minder welvarend
Bij de allerjongste groep tot 25 jaar is de uitkomst voor zeven van de dertien indicatoren minder gunstig dan gemiddeld. Mensen in jonge huishoudens bezitten minder geld, hebben minder te besteden en een relatief groot deel van hun inkomen gaat op aan woonlasten. Naast deze materiële zaken, zijn mensen uit deze jongste groep minder dan gemiddeld tevreden met de hoeveelheid vrije tijd en het leven in het algemeen, hebben zij minder vertrouwen in de medemens en geven aan vaker het slachtoffer te zijn van criminaliteit. Ook bij de groep jongvolwassenen tussen 25 en 35 jaar hebben ongunstige uitkomsten de overhand. Het verschil met de allerjongste groep is dat zij niet minder dan gemiddeld te besteden hebben en ook niet minder vertrouwen in anderen hebben. Zij doen wel minder vaak dan gemiddeld vrijwilligerswerk. Gunstige uitkomsten zijn voor de jongste leeftijdsgroepen te zien bij gezondheid, arbeidsparticipatie het vertrouwen in instituties en het ervaren van milieuproblemen in de woonomgeving.
Anders dan bij de jongste groepen hebben onder 45- tot 55-jarigen en 55- tot 65 jarigen de gunstige uitkomsten juist duidelijk de overhand. Zij hebben het vooral op materieel gebied beter dan gemiddeld (meer te besteden, meer bezit en kleiner deel van inkomen kwijt aan woonlasten). Daarnaast hebben zij meer vertrouwen in anderen. Ook doen 45- tot 55-jarigen relatief vaak vrijwilligerswerk en 55- tot 65-jarigen tonen zich tevredener met hun leven en zijn minder vaak slachtoffer van criminaliteit.
Forse verschillen naar onderwijsniveau en herkomst
Niet alleen tussen de leeftijdsgroepen zijn er verschillen in brede welvaart. Ook tussen mensen van verschillende onderwijsniveaus en van verschillende herkomst-/geboortelanden bestaan grote verschillen in het aantal gunstige en ongunstige uitkomsten. Gunstige uitkomsten hebben duidelijk de overhand bij hoogopgeleiden en bij mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die daar ook geboren zijn.
Jongste groep ook ten opzichte van 2019 minst gunstige ontwikkeling
Ten opzichte van 2019 was bij de leeftijdsgroepen tot 45 jaar het aantal relatief ongunstige ontwikkelingen groter dan het aantal gunstige. Bij deze groepen nam de brede welvaart dus af. Ook hier springt de allerjongste groep tot 25 jaar eruit; vergeleken met 2019 blijven zij op zes gebieden achter op het gemiddelde. De leeftijdsgroepen vanaf 55 jaar zagen juist meerdere relatief gunstige ontwikkelingen ten opzichte van 2019.
Bij hoogopgeleiden en mensen die geboren werden buiten Europa waren er meerdere ongunstige ontwikkelingen ten opzichte van 2019. Verdeling van brede welvaart in meest recente jaar en relatieve ontwikkeling sinds 2019.