08-11-2023 JOURE – LTO Nederland onderbouwt waarom de organisatie vindt dat de kritische depositiewaarde uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering moet en heeft een document opgesteld hoe door het doorvoeren van een aantal wets- en beleidswijzigingen de vergunningverlening weer mogelijk gemaakt kan worden.
Een jaar geleden besloot minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof een werkgroep in te stellen om na te denken over alternatieven voor de kritische depositiewaarde. LTO Nederland vindt stikstofbeleid dat gebaseerd is op de kritische depositiewaarde onwerkbaar. De vergunningverlening is niet los te koppelen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, maar de kritische depositiewaarde maakt geen deel uit van die richtlijn. Volgens LTO is er ook geen reden deze op te nemen in de wet.
LTO vindt dat de Wet stikstofreductie en natuurverbetering moet worden herzien. Per sector kan een emissiereductiedoelstelling vastgesteld worden. Voor de invulling van de Vogel- en Habitatrichtlijn moet op de korte termijn niet op de staat van instandhouding, maar op het verslechteringsverbod gefocust worden. De kritische depositiewaarde moet als resultaatverplichtende omgevingswaarde vervangen worden door resultaatverplichtingen met betrekking tot emissies.
De significantie die in de Vogel- en Habitatrichtlijn wordt genoemd moet een wetenschappelijk en juridisch onderbouwde invulling krijgen in Nederlandse wetgeving in de vorm van onderbouwde en gedifferentieerde afstandsgrenzen of molen depositie. Op basis van het rapport van de Universiteit van Amsterdam kan gedacht worden aan een grens voor stikstof tot maximaal 300 meter.
De depositie van projecten buiten de significantiezones kan gecompenseerd worden door een geborgde emissiereductie. Daartoe kunnen aan bedrijven specifieke emissiereductiedoelen worden gesteld. Daarbij dient met name ingezet te worden op het stimuleren en benutten van innovaties in techniek en management en dient de ‘best beschikbare techniek’ het uitgangspunt voor vergunningverlening te zijn.
Over de relatie tussen hoe droge depositie van stikstof plaatsvindt is veel discussie, constateert LTO. Nu wordt verondersteld dat deze ongeveer 66% van de totale bijdrage is. Als deze depositie in de praktijk veel minder blijkt te zijn, is de bijdrage ook veel kleiner, stelt de landbouworganisatie. Daarmee verandert ook de opgave. Er moet actief en meer onderzoek gedaan worden naar droge depositie van met name ammoniak, maar ook naar stikstofoxiden en de atmosferische processen van deze stoffen in de lucht.