07-10-2023 JOURE – Door een uitspraak van de rechter in Den Bosch kan het zijn dat in de pauze van theatervoorstellingen in geheel Nederland een lager BTW tarief mag worden berekend op een drankje. Drie Brabantse theaters stelden de rechter de vraag welk BTW tarief er moet worden gehanteerd bij een all-in pakket.
Dus de voorstelling (waarvoor het lage btw tarief geldt), administratiekosten, garderobe en pauzedrankje. Bezoekers nemen halverwege de voorstelling een drankje dat klaarstaat. Zij hoeven dat niet apart af te rekenen. Wie geen pauzedrankje consumeert, betaalt dezelfde prijs. Moet over de bier en wijn die dan wordt geschonken 21% of 9% btw gerekend worden?
Het gerechtshof is van oordeel dat het in dit geval gaat om het leveren van één enkele ondeelbare economische prestatie. Als je geen theaterkaartje hebt, kun je ook niet komen drinken. De deur gaat op slot. Omdat het drankje ondersteunend is aan de voorstelling en geen product op zich is, is het btw tarief van de hoofdprestatie (9%) van toepassing.
De afgelopen jaren oordeelde de rechtbank in Breda in de drie aangespannen zaken in het nadeel van de theaters. In hoger beroep heeft het gerechtshof nu 100% anders geoordeeld. De Belastingdienst kan de zaak nog aanhangig maken bij de Hoge Raad, mocht het Amsterdamse gerechtshof in een nog lopende zaak in Noord-Holland anders oordelen.